woensdag 20 juli 2011

Het Zwarte Woud (van Karlsruhe naar Säckingen)

Zwarte Woud
Het Zwarte Woud (Schwarzwald) roept gedachten aan vakantie op. Het doet ons denken aan de pittige lucht in de schaduwrijke dennenbossen, aan gezoem van insecten en met bloemen bedekte weiden, aan het geruis van een beekje en het geluid van een watermolen, aan vergezichten over beboste bergen en aan schuren en huizen met rieten daken.

Het Zwarte Woud is de geur van hars en hooi, een landschap waar men zich ontspant. Dat is niet altijd zo geweest. De Romeinse senatoren en militairen die in Aqua Aureliae, het huidige Baden-Baden, kwamen uitrusten, dachten er heel anders over. Voor hen was het achter hun badhuizen oprijzende Silva Nigra, zoals ze het Zwarte Woud noemden, een onherbergzame, schrikaanjagende wildernis, zoals men die nergens meer in het Romeinse rijk vond. Eeuwenlang bleef het Zwarte woud ongerept en leefden er slechts beren, wolven, oerossen en bizons.

Pas in de negentiende eeuw begonnen romantisch aangelegde natuurliefhebbers tochten door het bergachtige gebied van het Zwarte Woud te maken. Daarna dienden zich de eerste toeristen aan. Ze kwamen in contact met boeren, houthakkers en houtkoolbranders die in het Zwarte Woud leefden. Die bosbewoners waren een apart slag volk.




Vanuit het noorden door het zwarte woud
We beginnen onze reis door het Zwarte Woud in Karlsruhe, dat een van de twee noordelijke toegangspoorten tot het gebied is. De andere is Pforzheim. Het Zwarte Woud strekt zich over een afstand van 160 km naar het zuiden uit. In het noorden is het ongeveer 20 km breed, maar naar het zuiden neemt de breedte toe tot 60 km. De totale oppervlakte van het woud is bijna 8000 km2.

Het Zwarte woud biedt een afwisselend landschap met beboste bergen, groene weiden en lieflijke dalen met beekjes en riviertjes. Het noordelijk gedeelte van het woud is het meest bebost. Bijna twee derde deel van het gebied bestaat uit bossen (waarvan driekwart naaldbomen). In het zuidelijk gedeelte van het Zwarte Woud vinden we de hoogste bergen en de meeste meren. Dit gedeelte is voor ongeveer de helft met bos bedekt.

'Karels rust'
Carols-ruhe
Wanneer u het drukke Karlsruhe ziet, kunt u zich waarschijnlijk nauwelijks voorstellen dat zich daar een kleine drie eeuwen geleden het eenzame Hardtwald uitstrekte. Markgraaf Karl wilhelm von Baden-Durlach, die een levenlustig man was, wilde een plek hebben waar hij zich onbespied door zijn strenge vrouw en nieuwsgierige burgers van zijn woonplaats Durlach, zou kunnen verpozen. Op 17 juni 1715 legde de markgraaf in het Hardtwald de eerste steen voor een jachtslot, dat hij 'Carols-ruhe'(Karels rust) noemde. Vanuit het slot als middelpunt werden tweeëndertig wegen als stralen van de zon aangelegd. Van die wegen lopen er nu negen naar het centrum van Karlsruhe. Het slot ligt in een park aan de rand van de stad, dat achter het slot overgaat in het Hardtwald.

Verder naar het zuiden
Ook het 25 km ten zuiden van Karlsruhe gelegen stadje Rastatt is ook ontstaan als de residentie van een markgraaf, met name Ludwig Wilhelm von Baden-Baden (1655-1707). Rastatt was door de Fransen verwoest en in 1689 gaf de markgraaf opdracht de stad te herbouwen en een slot te doen verrijzen. Het geheel was nog niet voltooid toen de markgraaf in 1707 stierf, maar zijn weduwe zette de bouw voort. Het slot werd het eerste Duitse barokke bouwwerk in de stijl van het paleis van Versailles.

Doordat de mannelijke lijn van de familie van markgraaf door zijn dood uitgestorven was, werden de markgraafschappen Durlach en Baden-Baden aan het einde van de achttiende eeuw verenigd. De gemeenschappelijke residentie van beide graafschappen werd Karlsruhe. Rastatt leidde daarna een sluimerend bestaan, wat er de oorzaak van is dat de sfeer van vroeger er zo goed bewaard gebleven is.

Slot Favorite
Bij het vervolg van onze reis verdient het aanbeveling niet rechtstreekse weg naar Baden-Baden te nemen, maar de omweg over Kuppenheim, Ebersteinburg en de ruïne Hohenbaden. Aan de weg ligt bij Kuppenheim het verrukkelijke slot Favorite, dat markgravin Sibylla Augusta (de weduwe van markgraaf Ludwig Wilhelm von Baden-Baden) als zomerverblijf liet bouwen.

Baden-Baden, de 'salon van Duitsland'
Stad Baden-Baden
Baden-Baden was al bij de Romeinen bekend om zijn geneeskrachtige bronnen. Later raakte de stad als badplaats in de vergetelheid. Baden-Baden kwam weer op doordat na de Franse Revolutie zich hier veel Franse edelen vestigen. Later kwamen er ook veel Russische en Roemeense adellijke families.

Het aardige van Baden-Baden is dat de sfeer van de vorige eeuw er is blijven hangen. De voornaamheid van het Kurhauscomplex met zijn prachtige parken is onvergelijkelijk. Baden-Baden wordt niet ten onrechte de 'salon van Duitsland' genoemd. Er zijn twintig radio-actieve zoutwaterbronnen, die dagelijks negenhonderdduizend liter water met een temperatuur van 44-70 graden leveren. Baden-Baden ligt bijzonder mooi en heeft een aangenaam klimaat doordat het beschut in het dal van de Oos ligt.

Schwarzwald-Hochstrasse
Na ons bezoek aan Baden-Baden rijden we langs het klooster Lichtendal over de Schwarzwald Hochstrasse omhoog. Eerst komen we door dichte bossen. Hier en daar openen zich weidse vergezichten op de boomgaarden van het Büchler-dal, over de Rijnvlakte en op de in het oosten oprijzende bergkammen.

Het donkere meer
Mummelsee
U moet beslist een kijkje nemen bij de Mummelsee, een meer dat in een door beboste hellingen omgeven keteldal ligt. Het 20 m diepe meer heeft door de veenbodem een donkere kleur. De geheimzinnige sfeer die er hangt, heeft in het verleden verhalen over Mümmle (nimfen en watergeesten die in het meer leven) doen ontstaan. Het water is zo arm aan zuurstof, dat er in het meer geen vis leeft.

Het dal van Lierbach
Bij Ruhestein verlaten we de schwartzwald Hohenstrasse en volgen de weg door het dal van Lierbach. Daar vinden we de romantische ruïne van het kloosterkerkje Allerheiligen. Kerkje en klooster werden in 1803 na een blikseminslag door brand verwoest. Zelfs bij deze ruïne komt u onder de indruk van de krachtige gotische stijl. Het stadje Freudenstadt valt op door zijn enorme marktplein (219 bij 216 m). Bij een bezichtiging maken we kennis met de geest van zelfkastijding en verzaking van de wereld waarvan het kloosterleven eens doortrokken was.

triberg in winter
Het laatste deel van onze reis
In de omgeving van Triberg zien we een aantal prachtige watervallen. Hier is ook de Schwartzwaldbahn, een Spoorlijn die in 1873 werd geopend en Hausach en St. Georgen met elkaar verbindt. In het nauwe dal tussen Triberg en Hornberg was zo weinig ruimte, dat er niet minder dan achtendertig tunnels (met een gezamenlijke lengte van 10 km) moesten worden aangelegd. Het was voor die tijd een prestatie van de eerste orde. In het museum van Triberg is een maquette van de spoorlijn te zien.

Een knutselaar uit het Zwarte Woud kwam in de zeventiende eeuw op het idee om een klok van hout te maken. Iemand anders bedacht de koekoekklok en dat was het begin van de koekoekklokkenindustrie.
in het klokkenmuseum van Furtwangen kunt u er alles over te weten komen.

Voor een beschrijving van de resterende plaatsen op de route verwijzen we u graag hier naar door.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten